Kerkvader Augustinus

Kerkvader Augustinus

Aurelius Augustinus (354-430) wordt geboren in Tagaste (in het huidige Algarije gelegen). Hij gaat retoriek studeren in Carthago en ontpopt zich tot een intelligent en begaafd spreker en denker. Tot aan zijn bekering tot het christelijk geloof leidt hij een groots en meeslepend leven. Samen met de vrouw met wie hij ongehuwd samen woont, heeft hij  op 18 jarige leeftijd zelfs een zoon, Adeodatus.

 Augustinus’ afkeer van de Bijbel

Als hij zich in de filosofie gaat verdiepen, vraagt hij zich af of er in het christelijk geloof waarmee hij vroeger is opgegroeid wijsheid te vinden is. Hij gaat de Bijbel lezen, meer uit nieuwsgierigheid dan uit geloof, maar hij strand in zijn vooroordelen over de Bijbel, gevoed vanuit het classiciisme. De Bijbel kan in zijn ogen niet tippen aan de zorgvudlig vorm gegeven klassieken die hij graag las. Bovendien  vindt hij Gods Woord niet gezaghebbend.

 ‘Neem en lees’: Augustinus’ bekering

Dat hij  dat later ernstig zal betreuren, weet hij op dat moment nog niet. Evenmin heeft hij er geen notie van dat hij een van meest bekende figuren uit de vroeg-christelijke kerk zal worden:kerkvader Augustinus van Hippo (genoemd naar de plaats waar hij later bisschop is geworden). Tijdens een diepe crisis in 386 ( hij is dan 32 jaar oud) bekend hij God dat hij zich niet in staat voelt Hem te geloven, hoort hij onverwacht een kinderstem die de woorden ‘Tolle, lege’ herhaalt: ‘neem en lees’. Als door de bliksem getroffen keert hij terug en slaat de Bijbel open waar hij gebleven was: Romeinen 13:13-14

Augustinus en de veertigdagentijd

‘In de vroeg-christelijke kerk vormde de Paastijd het hart van het kerkelijk jaar. In Augustinus’ dagen1 was dat niet anders. Deze periode van bezinning en viering van het lijden, sterven en de opstanding van Jezus Christus begon met de veertigdagentijd en eindigde met de periode van vijftig dagen na Pasen, dus de hemelvaart van Christus en het Pinksterfeest inbegrepen,’ lezen we op de website van de vroege kerk 

“Augustinus geeft aan dat het vasten tot doel heeft om geestelijk waakzaam te blijven 3. Dat wat men door te vasten overhoudt, kan worden geschonken aan hen die dat nodig hebben: ‘Hoe kunt u dat wat u zich in onthouding ontzegt, beter besteden dan door het in barmhartigheid te geven?’ Barmhartigheid staat dus centraal in deze periode van voorbereiding op het Paasfeest.”

Voorbereiding op de Paasnacht en doop

“Daarnaast was de veertigdagentijd voor catechumenen, die zich aan het begin van de vastentijd aanmeldden, een periode van voorbereiding om in de Paasnacht het sacrament van de doop te ontvangen. Catechumenen waren zij die als lid van de kerk stonden ingeschreven, maar nog niet gedoopt waren.” Wie zich had aangemeld  voor de doop, werd in de periode van de veertigdagentijd verder ingewijd in de christelijke leer.

Dus ook in alle aspecten van de doop en de eucharistie (de viering van het Avondmaal). Catechumenen hadden tijdens een kerkdienst namelijk geen toegang tot de bediening van deze sacramenten. “Augustinus brengt de veertig dagen van deze voorbereidingstijd in verband met de veertig weken dat een kind zich in de moederschoot ontwikkelt. Net zoals een kind na veertig weken geboren wordt, zo wordt ook de dopeling in de Paasnacht opnieuw geboren in het doopvont van de kerk, de Moeder.”