Leesmenu 9 januari

Het getijdengebed bid je bij voorkeur op de ‘scharnierpunten’ van de dag. Dus wanneer voor jou de morgen, de middag, de avond of de nacht begint. De Bijbellezingen voor de lectio divina vandaag vind je in Leesmenu 9 januari.

Morgengebed lezing

Keer terug naar Morgengebed

Middaggebed lezing

Keer terug naar Middaggebed

Avondgebed lezing

Keer terug naar Avondgebed

Nachtgebed

Keer terug naar Nachtgebed

Leesmenu 9 januari  – Dagtekst

De Heer belooft Abram een kind

151 Korte tijd later had Abram een droom. In die droom zei de Heer: ‘Wees niet bang, Abram. Ik zal je beschermen. En ik zal je rijk maken.’ 2-3 Abram zei: ‘Heer, mijn God, waarom wilt u mij rijk maken? U hebt me geen kinderen gegeven. Na mijn dood is al mijn bezit voor mijn knecht Eliëzer uit Damascus.’
4 Maar de Heer zei: ‘Nee, je bezit is niet voor je knecht. Je zult een kind krijgen.’ 5 Toen nam de Heer Abram mee naar buiten. ‘Kijk eens naar de hemel,’ zei de Heer. ‘Tel de sterren eens, als je dat kunt. Zo veel nakomelingen zul je krijgen.’
6 Abram geloofde wat de Heer zei, en daarom vond de Heer Abram een goed mens.

Morgengebed: Genesis 15:1-6

De tekst in deze uitgave is ontleend aan: Bijbel in Gewone Taal © 2014 Nederlands Bijbelgenootschap. 

Het geloof van Abram

De gebeurtenis die zich in de eerste verzen van Genesis 15 afspeelt, heeft een eeuwigdurende impact gekregen voor allen die God liefhebben, vertrouwen en gehoorzamen.  Dat geldt niet alleen voor de echte nakomelingen van Abram, maar ook voor zijn geestelijk nageslacht. Dat wil zeggen: ieder die zich met hart en ziel tot God heeft bekeerd en die Jezus als zijn verlosser heeft aangenomen, sinds Jezus zich als Gods Zoon en redder van de mensheid heeft geopenbaard.

Voor God is niets onmogelijk

Als Abram God in die droom ontmoet, is hij al op hoge leeftijd. God belooft hem uitzonderlijke rijkdom. Maar wat heeft dat voor zin, vraagt Abram, als zijn knecht Eliëzer alles zal erven? Maar God wil daar niets van weten. Hij belooft Abram een zoon, hoewel dat vanwege Abrams ouderdom en die van zijn vrouw Saraï vanuit natuurlijk oogpunt onmogelijk is. Abram weet inmiddels Wie God is en hoe deze God hem tijdens zijn onzekere tocht heeft geleid. Abram beseft: voor Hem is niets onmogelijk.

 Abrams oprechtheid als voorbeeld

Dat Abram blindelings vertrouwt op Gods Woord en Zijn belofte, dat rekent God hem toe als een daad van gerechtigheid. Hij ziet het oprechte hart van Abram, ook al is hij net als ieder ander een zondig mens, zoals Genesis 12 duidelijk laat zien. Het is dit oprechte geloof waar de apostel Paulus meer dan duizend jaar later naar verwijst als hij de christenen in Rome uitlegt wat het betekent om besneden te zijn voor God en hoe het precies zit met het doel en de uitwerking van Gods wet.

Paulus weidt aan het geloof van Abram toen hij nog niet besneden was, zelfs een heel hoofdstuk (4)  in zijn Brief aan de Romeinen. Ik citeer hier enkele verzen

Als je gelooft, ziet God je als een goed mens

1 Laten we eens kijken naar het voorbeeld van Abraham, de voorvader van de Joden. Hoe is het met hem gegaan? 2 Abraham heeft veel goede dingen gedaan. Dat maakt indruk op mensen, maar voor God gaat het om iets anders. God heeft Abraham niet gered omdat hij zo goed leefde. 3 Nee, in de heilige boeken staat: «Abraham geloofde in God, en daarom zag God hem als een goed mens.»
4 Als iemand werkt, krijgt hij loon. Niet als geschenk, maar omdat hij het verdient. 5 Maar niemand verdient het om door God gered te worden. Je moet er dus op vertrouwen dat God je wil redden, ook al ben je een slecht mens. Als je dat gelooft, ziet God je als een goed mens.
(…)

Het geloof was er voor de besnijdenis

9 Maar voor wie is het echte geluk? Alleen voor mensen die besneden zijn? Of ook voor mensen die niet besneden zijn? Denk even aan wat ik net zei: ‘Abraham geloofde in God en daarom zag God hem als een goed mens.’ 10 Wanneer gebeurde dat? Toen Abraham al besneden was, of toen hij nog niet besneden was? Het gebeurde toen hij nog niet besneden was!
11 Door Abrahams geloof zag God hem als een goed mens, ook al was hij toen nog niet besneden. Zo werd Abraham de voorvader van alle gelovigen die niet besneden zijn. Zij worden gered omdat ze geloven.

Gods belofte hoort bij het geloof

13 God beloofde aan Abraham en zijn nakomelingen dat de nieuwe wereld voor hen zou zijn. Dat was niet omdat Abraham zich aan de wet hield, maar omdat hij geloofde. Want daarom zag God hem als een goed mens.
14 Dus waar gaat het om? Dat je leeft volgens de Joodse wet? Nee, dan zou het geloof geen zin hebben. En dan zou Gods belofte niet uitkomen. 15 De wet laat alleen maar zien dat mensen schuldig zijn. Maar voor wie gelooft, geldt dat niet.
(…)

Abraham geloofde wat God zei

17 God beloofde dus veel nakomelingen aan Abraham, en Abraham geloofde God. Hij wist dat God de macht heeft om doden levend te maken. En om iets dat niet bestaat, te laten leven.18 Abraham geloofde dat er later heel veel volken van hem zouden afstammen. Want God had gezegd: ‘Je zult heel veel nakomelingen krijgen.’
(…)

God ziet ook ons als goede mensen

23 In de heilige boeken staat dus dat God Abraham als een goed mens zag. Dat geldt niet alleen voor Abraham, 24 maar ook voor ons. Want God ziet ook ons als goede mensen, omdat we in hem geloven. Wij geloven dat God Jezus Christus, onze Heer, heeft laten opstaan uit de dood. 25 Omdat Jezus Christus gestorven is, worden onze zonden vergeven. En omdat hij is opgestaan uit de dood, worden wij gered.

De tekst in deze uitgave is ontleend aan: Bijbel in Gewone Taal © 2014 Nederlands Bijbelgenootschap. 

©Elise G. Lengkeek

Deel dit bericht via Twitter